Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [4]de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; [5]zij hebben met mij gesproken met een valse tong. 4. Dat is, de bedriegelijke mond, verstaande daarbij de bedriegelijke, loze mensen. 5. Te weten, die bedriegers in Sauls hof en dergelijke anderen; door welken de vijanden van den Heere Christus, en inzonderheid van Juda, zijn afgebeeld.